Als  je van mening bent dat je onderneming in aanmerking komt voor een (gedeeltelijke) vrijstelling van deelname aan de pensioenregeling van ons fonds, dan kun je een vrijstelling aanvragen. Stuur ons in dat geval een e-mail of brief met het verzoek.

Wanneer is vrijstelling mogelijk?

In de wet staat wanneer een bedrijf – onder voorwaarden - vrijstelling kan krijgen van de verplichte aansluiting:

  1. Vrijstelling in verband met een tijdige eigen pensioenvoorziening
    Als je tijdig al een eigen pensioenregeling hebt (bij een verzekeraar of een eigen pensioenfonds) die gelijkwaardig is aan de pensioenregeling van ons fonds.
  2. Vrijstelling in verband met concernvorming
    Als de onderneming deel uitmaakt van een groep waarvoor een andere, gemeenschappelijke pensioenregeling is en aan de voorwaarden is voldaan, zoals omschreven in de Wet Bpf 2000. 
  3. Vrijstelling in verband met de eigen cao
    Als de onderneming een eigen cao heeft en vrijstelling heeft gekregen van een algemeen verbindend verklaarde cao voor de bedrijfstak.
  4. Vrijstelling in verband met onvoldoende beleggingsrendement
    Als ons fonds het, in vergelijking met andere fondsen, langere tijd aantoonbaar niet goed doet met beleggen. Dit wordt gemeten met de zogenoemde Z-score. De Z-score vind je in onze jaarverslagen op de pagina Documenten)
  5. Om andere redenen
    Als je om een andere reden vrijstelling wilt, kun je een verzoek hiervoor indienen. Vermeld je argumenten in het verzoek.

Een verzoek tot vrijstelling moet je schriftelijk indienen bij ons fonds. Geef daarbij aan wat de reden voor de verzochte vrijstelling is. Vraag je vrijstelling aan op grond van een bestaande pensioenvoorziening of om andere redenen? Dan is het in ieder geval noodzakelijk dat de eigen pensioenvoorziening actuarieel en financieel gelijkwaardig is aan die van ons fonds. De actuaris van je pensioenuitvoerder (of verzekeraar) moet dit aantonen.

Het fonds is verplicht om een vrijstelling te verlenen indien een werkgever voldoet aan de voorwaarden die voor een specifieke verplichte vrijstelling gelden. Deze voorwaarden zijn opgenomen in artikel 7 VBB en in het specifieke artikel op grond waarvan vrijstelling wordt aangevraagd.

Het fonds gaat zeer terughoudend om met het verlenen van onverplichte vrijstellingen en verleent alleen afloopvrijstellingen voor bepaalde tijd. Indien een onderneming redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn van de verplichte deelname in het fonds, en de onderneming reeds een eigen pensioenvoorziening heeft getroffen, kan door het fonds een afloopvrijstelling worden aangeboden. Hiermee wordt voorkomen dat de werkgever zowel aan het fonds als de andere pensioenuitvoerder pensioenpremies verschuldigd is. In de praktijk zal dubbele premiebetaling veelal leiden tot een fiscaal bovenmatige pensioenregeling.

In geval van een afloopvrijstelling dient de onderneming verplicht aan te sluiten bij het fonds op de in de vrijstellingsbeschikking opgenomen datum. Het fonds zal hierbij indien mogelijk aansluiten bij de einddatum van de door de werkgever reeds gesloten pensioenuitvoeringsovereenkomsten.

In dit document vindt u meer informatie over het vrijstellingsbeleid. 

Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren werknemer of werkgever

Ook bestaat er een uitzondering op de verplichting tot verzekering voor werknemers en werkgevers op basis van gemoedsbezwaren. Een werknemer of werkgever kan vanwege zijn godsdienst bezwaren hebben tegen deelname aan een pensioenregeling. Je kunt dan bij ons fonds een aanvraag voor vrijstelling indienen wegens gemoedsbezwaren. Als ons fonds de vrijstelling verleent, verstrekken we een bewijs van vrijstelling.

Je moet wel een spaarbijdrage betalen. De spaarbijdragen zijn gelijk aan de pensioenpremie die de werkgever en werknemer normaal gesproken betalen. Ons fonds stort de spaarbijdragen op een aparte spaarrekening. Deze staat op naam van de werknemer. Ons fonds keert het spaargeld uit over een periode van 15 jaar nadat de werknemer de pensioenleeftijd bereikt.