Nieuwe pensioenstelsel: de belangrijkste wijzigingen van jouw pensioen bij ons fonds

Antwoorden op veelgestelde vragen

Terug naar het overzicht
  • Pensioen sneller omhoog én omlaag

    De hoogte van het pensioen is nu gekoppeld aan het salaris dat je gemiddeld verdiend hebt tijdens je loopbaan. Straks wordt de hoogte afhankelijk van het pensioenkapitaal dat je hebt gespaard tijdens je loopbaan. Hoeveel kapitaal je spaart, hangt af van hoeveel premie je betaalt en hoeveel ons fonds verdient met beleggen. Daardoor beweegt jouw pensioen meer mee met de economie en de financiële markten dan nu. Gaat het goed met de economie en verdienen we geld met beleggen? Dan gaat het pensioen sneller omhoog. Gaat het minder goed? Dan gaat het pensioen sneller omlaag. Dit geldt voor alle pensioenen van werknemers, oud-werknemers én gepensioneerden.

  • Kiezen uit een gezamenlijke of een eigen pensioenpot

    Er komen straks twee regelingen. Dat zijn allebei zogenaamde ‘premieregelingen’. Daarin staan geen afspraken over de hoogte van jouw pensioen, maar over het geld dat je werkgever en jij betalen (of betaald hebben) voor het pensioen.

    Welke regeling wij krijgen, is nu nog niet bekend. De vakbonden en werkgevers kiezen een van de twee varianten voor 1 januari 2025.

    1. Gezamenlijke pensioenpot
    Ofwel het ‘nieuwe contract’. We beleggen het pensioengeld samen in één gezamenlijke pensioenpot (het totale vermogen dat in Nederland gereserveerd is voor pensioen). Daaruit betalen we de pensioenen. We reserveren ook geld in een buffer. Daarmee vangen we financiële tegenvallers op, bijvoorbeeld als het slechter gaat met de beleggingen. De vakbonden en werkgevers bepalen hoe we mee- en tegenvallers verdelen onder iedereen die bij ons fonds een pensioen heeft staan. Elk jaar berekenen we wat jouw deel van de gezamenlijke pensioenpot is. Zo maken we een inschatting van je pensioen straks. Die inschatting zal ieder jaar anders zijn.

    Hoe ziet de buffer eruit?
    Het fondsbestuur, vakbonden en werkgevers beslissen:
    - hoeveel we inleggen (maximaal 10% van de premie plus 10% van de winst met beleggen dat overblijft als de andere verplichten zijn verrekend);
    - wanneer we uitkeren uit de buffer
    - aan wie we uitkeren uit de buffer.

     

     

    2. Jouw  eigen pensioenpot
    Ofwel de ‘aangepaste verbeterde premieregeling’. Ook in deze variant beleggen wij de het pensioengeld. Maar je bouwt je pensioenkapitaal op in je eigen pensioenpot. We nemen meer risico met beleggen als je jong bent en nog ver van je pensioen afstaat. Zo neemt de kans op een hoger pensioen toe. Als je ouder wordt en dichter bij je pensioen komt, nemen we minder risico met beleggen. Daardoor verandert er niet veel meer aan jouw pensioen vlak voordat je met pensioen gaat. In deze variant is er standaard geen buffer. Het kan wel zijn dat er eentje komt, maar dat moet niet.

    Welke regeling het ook wordt, we hebben straks niet meer te maken met de rekenrente. Ook vervalt de dekkingsgraad als graadmeter voor hoe ons fonds er financieel voor staat.

  • Jongeren bouwen meer pensioen op

    In het nieuwe stelsel betaalt iedere werknemer dezelfde premie, ongeacht de leeftijd. Jongere werknemers gaan meer pensioen opbouwen voor de premie die ze betalen en oudere werknemers minder. De euro’s van jongere werknemers kunnen immers nog langer in waarde stijgen, want het duurt nog lang voordat hun pensioen ingaat.

    • Jongeren krijgen de kans om voldoende pensioen op te bouwen.
    • Ouderen gaan hier niets van merken, want zij hebben al voldoende opgebouwd.
    • Voor de veertigers en vijftigers is dit minder gunstig. Want zij hebben als jongere minder opgebouwd en gaan in de toekomst niet méér opbouwen. Het pensioenfonds moet hiermee rekening houden. Hoe dat gebeurt, wordt nog uitgewerkt.

    Deze manier van pensioen opbouwen past beter bij deze tijd: mensen werken nog zelden hun hele loopbaan bij één werkgever. Ze bouwen dus ook zelden bij één pensioenfonds pensioen op. Nu is het nog zo dat de diensttijd belangrijk is voor de hoogte van het pensioen. Hoe langer iemand bij een fonds opbouwt, des te meer recht op pensioen bouwt hij op. Straks bepaalt de ingelegde premie en de waarde van de beleggingen hoeveel pensioenkapitaal iemand heeft. En dus hoe hoog het pensioen wordt.

  • Nabestaandenpensioen voor alle fondsen hetzelfde

    Ook voor het nabestaandenpensioen (partnerpensioen en wezenpensioen) zijn afspraken gemaakt. Nu zijn er nog grote verschillen tussen pensioenfondsen. Bij het ene pensioenfonds hebben nabestaanden van oud-werknemers wel nog recht op een uitkering bij overlijden, bij het andere pensioenfonds niet. Dat is verwarrend. Dit is nu voorgesteld voor alle fondsen:

    • Overlijd je na jouw pensioendatum? Dan krijgt je partner in principe een pensioen dat 70% is van het pensioen dat jij van ons ontving. Hierin wijzigt niets.
    • Overlijd je voor jouw pensioendatum? Dan krijgt je partner alleen een uitkering van het fonds waar je op dat moment pensioen opbouwt. De hoogte hangt af van je salaris. Als je een tijd geen werk hebt, houdt je partner ook recht op deze uitkering. Nu hangt de hoogte van de uitkering af van hoeveel pensioen je had kunnen opbouwen tot jouw pensioen. (Of, als je niet werkt, hoeveel pensioen je had opgebouwd.) Verder kun je ervoor kiezen om een stukje van jouw pensioen te gebruiken om een partnerpensioen voor je partner te regelen voor als je langere tijd niet werkt of een eigen bedrijf begint.
    • Ook het wezenpensioen voor kinderen verandert: alle kinderen krijgen het uitgekeerd tot hun 25ste. Nu is dat vaak tot hun 18e of 21ste en alleen langer (tot maximaal 30 jaar) onder voorwaarden, bijvoorbeeld als ze studeren. Ook gaat de uitkering voor kinderen van overleden deelnemers omhoog.
  • Hoe berekenen we straks de pensioenuitkering?

    Als je gepensioneerd bent, verandert de pensioenuitkering ook. We kijken ieder jaar:

    • hoeveel geld er voor jou in de pensioenpot zit;
    • hoe de economie het naar verwachting de komende jaren gaat doen;
    • hoe oud mensen gemiddeld worden. Hoe langer mensen leven, hoe langer mensen pensioen krijgen.

     

    We rekenen jouw (deel van de) pensioenpot elk jaar om naar een pensioen. Omdat het bedrag in de pot wisselt, gaat ook de uitkomst van die berekening elk jaar omhoog of omlaag. Je pensioen schommelt dus ieder jaar. Wel proberen we die schommelingen zo klein mogelijk te houden.

  • Hoe stappen we over?

    Om over te gaan van het huidige stelsel naar het nieuwe stelsel moeten vakbonden en werkgevers ) een plan maken. Daarin staat bijvoorbeeld:

    • of ze kiezen voor een regeling met een gezamenlijke of individuele pensioenpot;
    • hoe ze de opgebouwde pensioenen van dat moment willen omzetten in het nieuwe pensioen;
    • hoe ze groepen compenseren die anders minder pensioen zouden krijgen (veertigers en vijftigers)

    Het Verantwoordingsorgaan krijgt meer zeggenschap.

    Komen vakbonden en werkgevers er samen niet uit?
    Dan is er een stok achter de deur. Er komt een onafhankelijke commissie met vertegenwoordigers van werkgevers en (oud-)werknemers. Die gaat bemiddelen. En als er voor 1 januari 2025 nog geen besluit is, kan die commissie ook een bindend advies geven.

  • Waarom verandert ons pensioenstelsel?

    Ook al is ons pensioen in Nederland goed geregeld, er moesten een aantal problemen worden opgelost.

    • Pensioenen kunnen nu bijna niet meestijgen met de prijzen, ook niet als het economisch goed gaat.
    • Jongeren betalen nu te veel voor het pensioen dat ze later krijgen; ouderen betalen te weinig. Dat is geen probleem als zij hun hele leven bij een of meer fondsen pensioen opbouwen. Maar het is wel een probleem als ze op latere leeftijd voor zichzelf beginnen en weggaan bij het pensioenfonds.

    Bekijk deze film op de website van de Rijksoverheid.

  • Regeling voor zware beroepen

    Het kabinet gaat – samen met vakbonden en werkgeversorganisaties – kijken naar het pensioen voor mensen met een ´zwaar beroep´. We weten nog niet wat dit voor onze pensioenregeling betekent.

  • 10% in één keer

    Op jouw pensioendatum kun je er straks voor kiezen om in één keer een bedrag uit je pensioen op te nemen. Daarmee kun je bijvoorbeeld een deel van de hypotheek aflossen. Of en zo ja, aan welke regels je daarbij moet voldoen, is nog niet bekend. Wel weten we dat het gaat om maximaal 10% van het pensioenbedrag. Het pensioen dat je daarna elke maand krijgt uitbetaald, gaat dan omlaag.